Verslag van het bezoek aan Libanon

Afgelopen dinsdag 9 en woensdag 10 december bracht ik met kamerleden van de commissie Landsverdediging een bezoek aan de Belgische Militairen in Libanon. Aanleiding was het bezoek van de minister van Landsverdediging aan de Belgische soldaten die er onder UNO-vlag al 8 jaar de vrede bewaren en waarvan de opdracht eind december van dit jaar definitief stopt.

Na de korte oorlog tussen Libanon en Israël in 2006 was er in Zuid-Libanon chaos: doden, gewonden, mijnenvelden en een explosieve politieke en militaire situatie. Daarom werd binnen de schoot van de UNO een missie opgestart om terug stabiliteit in de regio te brengen. De toenmalige Belgische regering besliste om hieraan mee te doen.

Onze Belgische Militairen hadden drie opdrachten voor ogen: humanitaire hulp bieden, medische hulp ter plekke brengen en de landmijnen helpen ontmijnen.

De eerste opdracht was kort en efficiënt door onmiddellijk het logistiek apparaat op te helpen zetten. Er werd een Medisch veldhospitaal ingericht en er werd 2 miljoen euro geïnvesteerd in een permanent hospitaal in Tibnin. Dit hospitaal is nu één van de belangrijkste van Zuid-Libanon en hebben we bezocht.

Het ontmijnen van landmijnen was echter een ander paar mouwen. In de loop van de geschiedenis werden in Zuid-Libanon verschillende landmijnen gelegd: in 1978 naar aanleiding van de oorlog toen, in de jaren ’90 en ook nog in 2006.

Een eerste fase van de ontmijning wordt de ‘sociale ontmijning’ genoemd. Dit is het wegnemen van landmijnen die in de tuinen huizen lagen en op de akkers van boeren. Dit was de hoogste prioriteit omdat die mijnen onschuldige slachtoffers maakten. Hierdoor werd veel goodwill gecreëerd door onze militairen bij de lokale bevolking en werden effectief mensenlevens gered!

Een tweede fase was het vastleggen van de “blue line” tussen Libanon en Israël. Dat is de grenslijn tussen beide landen die fysisch zichtbaar is en zich in de mijnenvelden bevindt. Deze “blue line” is noodzakelijk om voor ééns en voor altijd de grens duidelijk te maken.

De “blue line” bestaat uit een reeks van “blue points”, punten die zichtbaar zijn vanuit twee andere (links en rechts) “blue points”. Om elk “blue point” te maken moet er over een breedte van minstens 1m een weg gemaakt worden in het mijnenveld. Dat gebeurt op een precieze en quasi ambachtelijke wijze: een soldaat met een metaaldetector bepaalt minutieus waar er mogelijk een mijn ligt. Deze plek wordt geïsoleerd waarna er gestaag wordt gegraven tot 20cm diepte. Dit gebeurt met een kleine handspade, een truweel en met een borstel. Eens de mijn gevonden dan wordt ze onschadelijk gemaakt. Het maken van zo’n weg in een mijnenveld kan soms 9 maanden duren.

Onze militairen kregen hulp van de Israëli’s en de Libanezen die kaarten hadden waar de mijnen op aangeduid waren. Maar de coördinaten bleken niet altijd correct omdat mijnen in de loop van de tijd verschoven waren door regen en begroeiing in het bergachtige landschap. Dat maakte de opdracht dus extra moeilijk en gevaarlijk. Libanon noch Israël zijn vragende partij om de volledige mijnenvelden te ontmijnen: deze zorgen volgens hen voor duidelijkheid, een verdedigingslinie en dus veiligheid.

Ondanks meer stabiliteit in de regio is er toch nog wantrouwen tussen beide staten. Een aantal mijnenvelden zullen dus de volgende decennia blijven bestaan.

Het is niet altijd een positief verhaal geweest in Libanon. In 2007 en 2008 verloren onze troepen in totaal vier dierbare collega’s bij het uitvoeren van hun vredestaken. Zij zullen jaarlijks herdacht worden door de lokale en Belgische autoriteiten aan het monument dat voor hen werd ingehuldigd in Tibnin.

Het feit dat de opdracht van de Belgische militairen ophoudt wordt met gemengde gevoelens onthaald bij de Libanese bevolking en autoriteiten. Enerzijds is er heel veel dank voor wat de Belgen hebben gedaan de laatste 8 jaar. Anderzijds vragen ze zich af hoe het nu verder moet met de ontmijningen en de veiligheid.
De UNO zet de opdracht natuurlijk verder en andere landen hebben zich al geëngageerd om de missie verder te zetten in Libanon.

Voor de Belgische troepen betekent het einde van deze missie vooral fierheid op wat gepresteerd werd. Het is jammer om dit te moeten achterlaten maar anderzijds zijn er nog conflictgebieden in de wereld waar we nuttig kunnen zijn en worden.

Een missie van het Belgisch leger in het buitenland is altijd van tijdelijke aard: helpen een scheve situatie rechtzetten, voor stabiliteit zorgen en de lokale mensen aanleren hoe verder te gaan. Als dit heel lang duurt dan maken we de lokale bevolking afhankelijk van België en zit men snel in een systeem dat erg veel lijkt op kolonisatie.

België mag fier zijn op zijn militairen: hun kennis, hun empathische instelling op het terrein en hun gastvrijheid. Zij hebben ervoor gezorgd dat mensenlevens gered werden, dat er stabiliteit en vertrouwen kwam in de regio. En dat de banden tussen Libanon en België versterkt werden.