“Ontwikkeling militaire drones zal ons geen windeieren leggen”

De regering Michel legde in het Kerstakkoord van eind 2015 de krijtlijnen vast voor het strategisch toekomstplan van ons Belgisch leger. De modernisering van onze luchtmacht met onder meer de vervanging van de F-16’s was daarbij een van de grote bakens die werden uitgezet. Deze week ontving de commissie Landsverdediging in geheime zitting de vliegtuigbouwers SAAB en Lockheed-Martin. Vervolgens zullen ook Boeing, Dassault en Eurofighter aan bod komen.

Doorheen de jaren heeft onze krijgsmacht zich steeds verregaander gespecialiseerd in bepaalde taken en dit in harmonie met onze NAVO- en Europese bondgenoten. Als er één opdracht is waar we als klein land internationaal in uitblinken en een absolute meerwaarde bieden, dan is dat de inzet van onze luchtmacht en in het bijzonder onze F-16’s in buitenlandse opdrachten. Daarnaast zijn deze gevechtsvliegtuigen onmisbaar voor de bescherming van ons luchtruim. Een belangrijke opdracht gezien ons land met Brussel het kloppend hart van Europa is. Een opdracht die we dus ook niet zomaar kunnen ‘uitbesteden’ aan bijvoorbeeld Nederland in een toekomstig Europees leger.

Dat onze gevechtsvliegtuigen moeten vervangen worden, staat dus buiten kijf. Rest nog de vraag welk type we kiezen. Wat ons betreft, moet er rekening worden gehouden met zowel technologie als prijs. Helaas kan ‘return on investment’ voor onze Belgische industrie en economie niet langer het enige criterium zijn, bij geen van de 5 opties. De keuze voor de Rafale, Eurofighter, F-18, Gripen of F35 moeten we volledig objectiveren. Wij zullen ons alvast onbevangen opstellen.

Minder traditionele en meer onbemande toestellen?

Tegelijkertijd worden we geconfronteerd met de vaststelling dat we voor een nieuw tijdperk in de militaire luchtvaart staan. Over een tiental jaar nemen onbemande vliegtuigen ongetwijfeld nog meer taken over van hun bemande variant. Deze evolutie heeft bepaalde voordelen: zogenaamde UAV’s (unmanned aerial vehicles) zijn veel wendbaarder, vaak ‘onzichtbaar’ en kunnen voor langere tijd worden ingezet, zonder levensgevaar voor een piloot.

Willen we onze luchtmacht moderniseren, moeten we ook hier op inzetten. Het is een en-en-verhaal, gezien bemande vliegtuigen nog steeds bepaalde taken zullen moeten uitvoeren. Denk bijvoorbeeld aan het onderscheppen van een vliegtuig in problemen. Maar we moeten ons dus wel afvragen of we het eventueel met wat minder ‘traditionele’ toestellen kunnen doen, ten voordele van investeringen in UAV’s.

Vorig jaar is een Europees ontwikkelingsprogramma opgestart door Italië, Duitsland en Frankrijk dat een nieuwe generatie drones ontwerpt die tot op 9 km hoogte en 24 uur lang kunnen vliegen, met wapens aan boord. Ons land moet ernstig overwegen om hier aan te participeren. Op die manier kunnen we onze luchtmacht moderniseren, herbevestigen we onze rol als voortrekker van een Europees defensiebeleid en maken we ons onafhankelijk van technologie uit de VS of Israël.

Minstens even belangrijk is dat zo’n participatie in een ontwikkelingsprogramma een enorme hefboom en stimulans zal zijn voor onze onderzoeksinstellingen, bedrijven, jobcreatie, spin-offs in de civiele sector en dus de gehele economie. De participatie in het F-16-ontwikkelingsprogramma heeft ons destijds geen windeieren gelegd. Bedrijven als Techspace Aero, Sabca en Sonaca bloeiden en de innovaties werden herbruikt in tal van burgerluchtvaartprojecten, onder meer bij Airbus.

Drones zijn echter binnenkort overal. Denk aan de programma’s van Amazon om pakjes te leveren, het bewaken of in beeld brengen van bepaalde gebieden enzovoort. De mogelijkheden zijn haast eindeloos. We spelen daar al voorzichtig op in, onder meer aan de KULeuven of met de Drone Valley in Sint-Truiden. Maar deelname aan een militair ontwikkelingsprogramma zou ons een enorme technologische voorsprong geven waardoor we deze sector alle kansen kunnen geven. Food for thought.